bepoekelen
(1922) (Barg.) bepraten. • Want heelemaal onverschillig was Bad-Aap Corry toch niet. Dat gaf hem een gewelddadige schok van vreugde. Omdat,... ach, het leek toch allemaal maar malligheid en apekool en een gekke comedie, en zichzelf bepoekelde bij weer: let nou eens óp, Manus Peet die dood neêr wil vallen in liefde, aan de voeten v...