Wat is de betekenis van Benschen?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Benschen

BEN(T)SJEN, (Israël.), zegenen, het gebed doen na de maaltijd.

2025-07-25
Woordenboekje Nederlandse Jiddisch

H. Beem (1975)

Benschen

1. zegenen, bv. een kind benschen; ouders plegen op vrijdagavond de zegenwens Numeri VI, 24-26, met inleidende formule, ontleend aan Gen. XLVIII, 20 over hun kinderen uit te spreken. 2. het dankgebed na de maaltijd uitspreken. 3. een gebed uitspreken voor het herstel van een gevaarlijk zieke (in de synagoge); een zieke benschen.

2025-07-25
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

benschen

lofzeggen; dankzeggen.

2025-07-25
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Benschen

is een Jiddisch woord, dat van het Latijnse benedicere (zegenen) afstamt. Het woord wordt van het uitspreken van bepaalde gebeden gezegd, bijv. gaumelbenschen (birkathagomel = het gebed na redding), enz. Maar in de volksmond betekent benschen in het bijzonder het uitspreken van het dankgebed na de maa.ltijd(Birkat-hamazoon). Behalve benschen stamme...

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Benschen

BENSCHEN, of BENTSJEN, (Israël.) zie BENSJEN.