Benschen
BEN(T)SJEN, (Israël.), zegenen, het gebed doen na de maaltijd.
H. Beem (1975)
1. zegenen, bv. een kind benschen; ouders plegen op vrijdagavond de zegenwens Numeri VI, 24-26, met inleidende formule, ontleend aan Gen. XLVIII, 20 over hun kinderen uit te spreken. 2. het dankgebed na de maaltijd uitspreken. 3. een gebed uitspreken voor het herstel van een gevaarlijk zieke (in de synagoge); een zieke benschen.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)
is een Jiddisch woord, dat van het Latijnse benedicere (zegenen) afstamt. Het woord wordt van het uitspreken van bepaalde gebeden gezegd, bijv. gaumelbenschen (birkathagomel = het gebed na redding), enz. Maar in de volksmond betekent benschen in het bijzonder het uitspreken van het dankgebed na de maa.ltijd(Birkat-hamazoon). Behalve benschen stamme...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: