Wat is de betekenis van bemanning?

v. (-en), 1. het bemannen. 2. scheepspersoneel, het gezamenlijk scheepsvolk met de officieren.

bemanning - Zelfstandignaamwoord 1. de personen die het benodigde werk aan boord van een schip of vliegtuig verrichten ♢ Op een passagiersschip zijn de bemanning en de passagiers strikt gescheiden. Woordherkomst Naamwoord van handeling van bemannen met het achtervoegsel -ing. Ver...

bemanning - zelfstandig naamwoord uitspraak: be-man-ning 1. personeel van een vliegtuig of een schip ♢ de bemanning van de boot bestond uit drie personen Zelfstandig naamwoord: be-man-ning de bemanning ...

in het Eng. crew [kroe], alle in dienstverband zijnde opvarenden van een schip, met uitzondering van de gezagvoerder. Men spreekt van „kapitein en bemanning” van een schip.

Bemanning - Hieronder worden in de watersport doorgaans alle opvarenden verstaan die op een of andere wijze, meer of minder actief, aan de tot het varen en runnen van het schip behorende activiteiten behoren deel te nemen. Zulks ter onderscheiding van gasten, die een enkele maal meevaren en van wie niet verwacht of gewenst wordt dat zij actief aan...

offisiere en matrose van ‘n skip (gesamentlik).

s., bimanning, manskip.

van een schip (der koopvaardij) heet dat deel der opvarenden, dat op de monsterrol voorkomt (art. 451 W.v.K.). Hiertoe behoort de kapitein. De overige leden der bemanning worden door de aanmonstering geplaatst onder een strenger disciplinair gezag van den kapitein dan de andere opvarenden (art. 422 W.v.K.). De monsterrol wordt opgemaakt ten oversta...

v. bemanningen (de matrozen, het scheepsvolk).