Wat is de betekenis van behaaimaker?

2025-07-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

behaaimaker

(1906) (Barg.) opschepper; druktemaker. • (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • Zoo'n gooser en behaaimaker! (Algemeen Handelsblad, 07/05/1907) • Zoo een olmse padjakker. Neen, hij zou maar weer alleen op eigen beenen voortscharremaaien. Zoo was het toch pekaan met dien behaaimaker. (Israël Querido, De Jordaa...

2025-07-29
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

behaaimaker

druktemaker; opschepper In 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke. • Voorbijgangers bleven lacherig-ongeloovig staan of schuifelden nieuwsgierig bij, iets smonselend van brutale snotapen en behaaimakers. ¶ Is. Querido, Manus Peet (1922), p. 156 • Zoo was het toch pekaan [niets geda...

2025-07-29
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

behaaimaker

levenmaker.

Gerelateerde zoekopdrachten