batteren
1) (19e eeuw) (< Fr. se battre) (Barg.) slaan; vechten. Een 'battering' is een vechtpartij. • Bātteren, slaan; afbātteren, afranselen. Vgl. fr. battre. (Taco H. De Beer: Onze volkstaal. 1882-1890)• • Batteren, w., o. — Luidruchtig slaan. D. B. (Ook in Limb., z. Sch.). Hij begost mee' allebei zijn vuisten op de deur te batt...