Wat is de betekenis van batraaf?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Batraaf

v. en m., 1. (gew.) boos wijf; 2. (Zuidn.) rakker van een jongen.

2025-07-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

batraaf

(1929) (inf.) straatjongen; vlegel; boef. • Hij was batraaf, kringetjes spuger en zakkendrager, al naar gelang zijn luimen en lusten. (Groot Nederland. Jaargang 27. 1929) • „Batraaf" geen scheldwoord? In de oertijd zou volgens Dordrechtse historicus de Maastrichtenaar zo hebben geheten. (Limburgsch dagblad, 01/05/1951...

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Batraaf

BATRAAF, v. en m. (gew.) boos wijf; (ook) rakker van een jongen.