basie
zn. (hist.) aanspreektitel voor een slaaf, gebruikt door een ander dan zijn meester. ( ) baasie en sisa zijn de algemene benamingen voor slaven en slavinnen, die u vreemd zijn, dog zijn eige slaven noemt men booij, of even als de slavinnen, bij hunne namen ( ) (Lammens 1822; 1982: 114; oudste vindpl.). Etym.: S basi = baas. Zie ook: boi.