Baren
I. BAREN (baarde, heeft gebaard), 1. (een kind) ter wereld brengen: met smart zult gij kinderen baren (Gen. 3 : 16); — (met datief) schenken : Hag ar baarde Abraham een zoon (Gen. 16 :15); — (spr.) de berg heeft een muis gebaard, datgene waar zoveel ophef, zoveel drukte van gemaakt werd, is op weinig of niets uitg...