banding
1) gelijke, weerga, partner; tidak bandingnja, tidak berbanding, ongeëvenaard; berbanding, sebanding, in evenwicht, evenredig; berbandingan (dengan), 1 in verhouding tot; 2 evenredig aan; in overeenstemming met, overeenkomstig, parallel; membandingi, 1 evenaren, benaderen; 2 tegenwicht, (pendant, partner) geven; mem(per)bandingkan, vergelijken...