Wat is de betekenis van bama?

2025-07-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

bama

(2003) (zeem.) (acron. van bataljonsmatras) vrouw die met meerdere mannen aanpapt. Zie ook: matras*. • Meiden die jaren geleden binnen een maand twee vriendjes hadden, worden vandaag de dag nog steeds bama's, ofwel bataljonsmatrassen, genoemd. (de Telegraaf, 13/09/2003)

2025-07-27
Afkortingenlijst Vlaanderen

Team taaladvies (2020)

bama

bachelor-master

2025-07-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bama

bama - Zelfstandignaamwoord 1. (Jiddisch-Hebreeuws) podium Woordherkomst (f)/(m) (verkorting) bachelor|<u>ba</u>chelor-master|<u>ma</u>ster (m) (letterwoord) begeleid|<u>b</u>egeleide alleenstaand|<u>a</u>lleenstaande minderjarig|<u>m</u>inderjari...

2025-07-27
Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

BAMA

een Staate, Stins, of Adelijk Huis, in de Friesche Grietenij Collummerland, onder het kwartier van Oostergoo.

2025-07-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-27
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)