Balancer
I. heen en weer bewegen, schommelen, wieg(el)en; in evenwicht houden (brengen); fig. doen aarzelen, twijfelachtig maken; laten op wegen tegen; overwegen, wikken, wegen; opwegen tegen; vereffenen; er tussen nemen; aan de dijk zetten; lozen; balancer un compte, een rekening afsluiten; II. slingeren, schommelen, waggelen; fig. aarzelen, weifelen, zwev...