Wat is de betekenis van baggel?

2025-07-28
Drentsche spreekwijzen

Dr. J. Bergsma (1906)

baggel

(Schoonebeek, Sleen) fluim, kwalster. Hiervan baggeln − kwijlen, morsen (Schoonebeek, Borger); baggelbek − iemand, die tabak kauwt en veel spuwt.