Wat is de betekenis van Bänder?

2025-07-27
Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars 1750-1950

Pieter Scheen (1969)

Bander

Bander - zie L. Lutomirski.

2025-07-27
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Bander

is de benaming voor de inrijdeuren in een Saksische boerderij, waardoor de oogstwagens op de deel kunnen rijden. De banderdeuren zijn meestal vierdelig: met onder- en bovendeuren). Tot steun en aanslag van de deuren wordt in het midden een verticale stijl, de stiepel geplaatst, welke uitneembaar is voor het inrijden van wagens en werktuigen. In and...

2025-07-27
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Bander

verbinden; (om) zwachtelen; spannen [boog]; inspannen [zijn geest]; strepen; bander les yeux, blinddoeken.

2025-07-27
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Bänder

Zie Band (1).

2025-07-27
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Bander

Bander - J. C., Holl. schilder. * 4 Aug. 1885 te Amsterdam. Leerling van de rijksnormaalschool en de academie te Amsterdam. In den beginne boetseerde hij. Daarna portretten, landschappen en genrestukken. Ook graphisch werk. L i t.: Alb. Plasschaert, Holl. schilderkunst.

2025-07-27
Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Bander

benaming van verscheidene baaijen en inhammen aan de kusten van Arabiê, en elders in zuidwestelijk Azië, beteekent: haven of ankerplaats.