avond, avend
m. avonden (1 de tijd der vallende duisternis, als de dag voorbij is en de nacht nog niet is begonnen, 2 de laatste levensjaren van iem., die de gewone levensduur bereikt). 1. in de des avonds; bij avond; de avond te voren; op de late avond; het liep tegen de avond; de avond valt; 2. meestal met leven: op de avond van zijn leven; nog: te avond of m...