Wat is de betekenis van Autonomen?

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

autonomen

(1991) (politie) verzamelwoord voor linkse demonstranten, jongeren met leren jacks of hanekammen, actievoerders. • De autonomen die de boot hadden gemist, zwaaiden woest met hun vuisten. (Diana Ozon: Kraker Jack. 1991) • Autonomen: Een nieuwe maatschappelijke en soms ook politieke stroming, die evenals de aanhangers van het anarchisme ge...

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

autonomen

autonomen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord autonoom

2025-07-24
Arbeidsmarktmakelaars begrippenlijst

H. van Lieshout (2007)

Autonomen

Type werkloze dat het belang van werk en een hoger inkomen relativeert en de uitkering als cbuxt basisinkomen ziet.

2025-07-24
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

autonomen

In het politiespraakgebruik: jongeren die naar een demonstratie komen met een andere bedoeling dan om te demonstreren; raddraaiers; groepen die zich principieel afzetten tegen de maatschappij, doorgaans links- of rechtsradicalen; anarchistische jongeren. De term raakte eind jaren zeventig in zwang. Bij de troonsbestijging van Beatrix in 1980 versch...

2025-07-24
Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Autonomen

Autonomen - links-radicalen; anarchistische jongeren. In de jaren tachtig opgekomen naar het voorbeeld van de Italiaan Antonio Negri. → chaoot. Op de videobeelden die de politie heeft gemaakt zijn drie verschillende zwarte vlaggen te zien waaronder ‘autonomen’ zich plegen te scharen. NRC Handelsblad, 17-09-93 De kamerfracties vinden dat de ME er 8...

2025-07-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten