Wat is de betekenis van autoniem?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Autoniem

(Gr.), bn., onder de ware naam van de schrijver verschenen (in tegenst. met anoniem).

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

autoniem

autoniem - Zelfstandignaamwoord autoniem - Bijvoeglijk naamwoord 1. met naam Woordherkomst met het voorvoegsel auto- en met het achtervoegsel -oniem Antoniemen anoniem

2025-07-28
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Autoniem

[v. Gr. autos = zelf, en onoma = naam] onder de ware naam van de schrijver verschenen; vgl. anoniem.

2025-07-28
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Autoniem

onder de ware naam van de schrijver uitgegeven

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

autoniem

(outo'ni:m) bn. en bw. [Gr. onoma, naam] met de eigen naam van de schrijver voorzien. Tgst. anoniem.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Autoniem

[Gr. autos, zelf, onoma, naam], bn., onder de ware naam van de schrijver verschenen (in tegenstelling met anoniem).

2025-07-28
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Autoniem

noemt men werken, die onder den waren naam van den schrijver het licht zien.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

AUTONIEM

bn. onder den waren naam van den schrijver verschenen, (in tegenst. met anonym).