Automobiel
m. (-en), motorrijtuig, bestuurbaar rij- of voertuig op drie of meer wielen, voortbewogen door een zich daarin of daaraan bevindende motor, meestal gedreven door benzine. [Opm. In samenstellingen zegt men kortheidshalve meestal auto-; niet ongewoon zijn echter automobielfabriek, -industrie, -motor, -sport, -weg.]