Wat is de betekenis van Augment?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Augment

(<Lat.), o. (-en), 1. toevoegsel; 2. (taalk.) een voorgevoegde klank of lettergreep.

2025-07-25
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Augment

[Lat. augmentum = aanwas, van augere, auctum = groter maken, vermeerderen] 1 toevoegsel; 2 (taalk.) voorgevoegde klinker bij werkwoordstam die verleden tijden kenmerkt (in sommige oude Indogermaanse talen, bijv. e in het Grieks).

2025-07-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Augment

voorvoegsel (taalk.); toevoegsel

2025-07-25
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Augment

toevoegsel; voorgevoegde klank of lettergreep

2025-07-25
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Augment

I vermeerderen, verhogen, vergroten; II aangroeien, toenemen, (zich) vermeerderen.

2025-07-25
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Augment

augment, voorvoegsel.

2025-07-25
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

AUGMENT

of vermeerdering noemt men in de spraakkunst der Indo-europese talen de klank, die voor de stam van het werkwoord wordt geplaatst om verleden tijden aan te duiden. Het is alleen bewaard gebleven in het Sanskrit, Grieks en Armeens; in andere talen zijn er slechts sporen van. Het augment bestond uit een e (in het Sanskrit klankwettig to...

2025-07-25
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Augment

Augment - is in de grammatica der Indo-Germaansche talen het tot affix geworden bijwoord van tijd, dat, vóór den stam van het werkwoord geplaatst, diende om den verleden tijd aan te duiden. Het wordt alleen gevonden in Oud-Indisch, Armeensch en Grieksch; bijv. Gr. luoo: e-luon.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

augment

(oug'ment) o. (-en) [Lat. augmentum] 1. Algm. toevoegsel. 2. Taalk. voorgevoegde klank of lettergreep : „ge” in het verleden deelwoord, is een -.