auditor
(zelfstandig naamwoord) [alg.] doorlichter, inspecteur, controleur - De doorlichter vond zoveel verbeterpunten, dat de directeur zijn bedrijf aanstonds in de verkoop deed.
Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)
(zelfstandig naamwoord) [alg.] doorlichter, inspecteur, controleur - De doorlichter vond zoveel verbeterpunten, dat de directeur zijn bedrijf aanstonds in de verkoop deed.
Wiktionary (2019)
auditor - Zelfstandignaamwoord 1. toehoorder, iemand die lessen volgt maar geen examen aflegt 2. (beroep) uitvoerende van een audit, een controleur van een bedrijf zoals een accountant etc. Woordherkomst afgeleid van het Engels of van het Latijnse audire (horen) met het achtervoegsel -or Verwante begrippen audit
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Peter Joh .M. Zuidweg (2017)
Iemand die bijv. de boeken controleert; vergelijkbaar met een registeraccountant (ook: Financial manager/controller).
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Lat. = hoorder] toehoorder, leerling of student die lessen volgt zonder ingeschreven te zijn (en dus zonder recht om examen te doen).
Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)
(= toehoorder), titel gevoerd door de rechters der Romeinsche → Rota, door den onderzoekrechter bij de bisschoppelijke rechtbank, door den helper of plaatsvervanger van den → nuntius in de pauselijke nuntiaturen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: