Astrictus
p. adi. eig., aan-, samengetrokken, strak, nauw, limen, gesloten, Ov., non astrictus soccus, loszittend, klepperend (poët., voor slordige schrijfwijze), Hor., corpora, stram, Quint., aquae, bevroren, Ov. | overdr., krap, spaarzaam, karig; gedrongen, bondig, kort.