Wat is de betekenis van Astragalus?

Astrágalus L. [C. Linnaeus], - Lat. transcr. van Gr. astragӑlos, kootje, bikkel, wervel. - De naam zinspeelt op de kantige zaden.

astragalus, talus, sprong- of kootbeen.

Astragalus - 1° (dierk.), zie Sprongbeen. 2° (ook a s t r ag a a l) in de b o uwkunst een sieraadsband in den vorm van een staafje, met halve cirkeldoorsnede, waaronder meestal een dunne platte band loopt. Veel voorkomend tusschen de schacht en het kapiteel eener zuil. Knipping.

(ἀστράγαλος, koot, bikkel, dobbelsteen), het koot- of sprongbeen, syn. talus.

Astragalus - plantengeslacht der Leguminosen, onderfam. Papilionaceeën, een der grootste plantengeslachten, die bekend zijn, met ongeveer 1600 soorten in het Noordelijk halfrond en in de Andes, vooral rijk vertegenwoordigd in de steppengebieden van Klein-Azië. Het zijn kruiden of kleinere heesters met meest gevinde bladeren, waarvan bij sommige soo...

L. Plantengesl. (Papilionaceeën) met omstr. 500 meest in de gematigde zone voorkomende soorten; in Nederland, in de omstreken van Nijmegen en Valkenburg komt A. glycyphyllos, de hokjespeul, voor; stengel liggend, bijna kaal, peulen lijnvormig, bloemkroon groenachtig geel; hoogte ½ tot 1¼ meter; bloeit Juni—Aug.

Astragalus L. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Vlinderbloemigen (Papilionaceae). Het onderscheidt zich door de volgende kenmerken. De kelk is vijftandig, de vlag der vlinderbloem langer dan de kiel en de vleugels, de kiel stomp, de peul in hokjes verdeeld, en de naar binnen omgeslagen naad bijna geheel doorloopend, waard...