Wat is de betekenis van Asaph?

2025-07-25
Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

ASAPH

was de voorvader van de „zonen van Asaph”, een Levietische zangersfamilie (Esdr. 2:41; 2 Kron. 35 : 15). Hij zelf diende David als muziekmeester (1 Kron. 6 : 16 vv.). Psalm 50 en 73—83 staan op zijn naam.

2025-07-25
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Asaph

of Asaf (Hebr. Hij (God) verzamelt), hoofd van een der door koning David ingestelde zangersgilden, aan wie de Ps. 50 en 73-83 worden toegeschreven.

2025-07-25
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

ASAPH

of Asaf (Hebreeuws: Hij (God) verzamelt) heet het hoofd van een der drie zangersgilden, door David ingesteld: 1 Kron. 6 : 24; 15 : 17; 16 : 5 enz. Aan hem worden toegeschreven de Ps. 50 en 73-83: het zijn meestal nationale liederen, die de leer der profeten inprenten en deze belichten door voorbeelden, ontleend aan Israëls geschiedeni...

2025-07-25
Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Asaph

Asaph is de naam van een Israëliet uit den stam van Levi, die, zelf dichter, ten tijde van David de betrekking van opperzangmeester bekleedde. Men gaf hem zelfs den naam van ziener (choseh). Zijn naam staat aan het hoofd van 12 psalmen (50, en 73 tot 83), doch slechts 4 of 6 van deze (50, 73, 75, 76, 82, 83) mag men aan Asaph toeschri...

2025-07-25
Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Asaph

1) verscheidene personen van dezen naam komen in het O. T. voor, namelijk een II Kon. 18 (en Jezaia 36); een andere I Chron. 6 : 39; nog een I Chron. 9 : 15; nog een Neh. 2 : 8; de voornaamste is echter een leviet, ten tijde van David; deze A. schijnt de dichter te zijn van de psalmen 50, en 73 tot 83, welke echter ook aan zijne nakomelingen worden...