Armengeld
o. (-en), geld dat ten behoeve der armen wordt besteed of opgebracht; belasting ten behoeve der armen.
Van Dale Uitgevers (1950)
o. (-en), geld dat ten behoeve der armen wordt besteed of opgebracht; belasting ten behoeve der armen.
Meindert Schroor PhH (2016)
Kleine wekelijkse uitkeringen aan huiszittende armen, vaak naast bedeling in natura. Of: structurele inkomsten voor de armenzorg - in de middeleeuwen vooral uit onroerend goed, vanaf de 16e eeuw aangevuld uit huis-aan-huiscollectes en opcenten op gewestelijke belastingen en accijnzen, vanaf het einde van de 18e eeuw via directe belastingen.Zie: Spa...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)
Belasting op de vervening uit het begin der 19de eeuw. Zo vormde men fondsen waaruit de armoe der na de vervening werkloze veenarbeiders gelenigd werd. Buiten de veenpolders tot1849; in zeven veenpolders tot 1924. A.-fondsen bestaan in sommige gem. en veenpolders nog.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: