Wat is de betekenis van arglist?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Arglist

v., g. mv., 1. boze en listige bedoeling, boze toeleg, kwade trouw ; 2. boze, listige handeling.

2025-07-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

arglist

arglist - Zelfstandignaamwoord 1. (juridisch) het plegen van bedrog of misleiding Volgens M. Antistius Labeo is arglist (dolus) iedere doortraptheid, leugen of kunstgreep, aangewend om een ander om de tuin te leiden, te misleiden of te bedriegen.<ref>Cunabula iuris: elementen van het Romeinse p...

2025-07-25
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Arglist

arglist, arglistigheid.

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

arglist

v. (boze, listige bedoeling, toeleg; kwade trouw): leeuwenmoed tegen arglist.

2025-07-25
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Arglist

Arglist - 1° (N e d. R e c h t) de kwade trouw (Code c i v i 1: d o 1), waarmede hetzij de bezitter van een nalatenschap, in stede van die aan den erfgenaam af te geven, zich van zijn bezit ontdoet (art. 881 B.W.), hetzij een schuldenaar in de vervulling van zijn verbintenis nalatig blijft (art. 1283, 1284). De arglistige bezitter moet toch de erfe...

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

arglist

(’arch) v. [arg ~ erg] 1. Eig. boze list. kwade trouw. 2. Metn. boze, listige handeling.

2025-07-25
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

arglist

arglist zn. 'kwade trouw, bedrog' categorie: geleed woord Mnl. arghe lust 'bedrog, kwade trouw' [1276; CG I, 301], arghelyst [1284; CG I, 809], vnnl. arglist [1798; WNT]. Samenstelling uit de oude vorm van het bn. erg en het zn. ...

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ARGLIST

v. booze en listige bedoeling, booze toeleg, kwade trouw: booze, listige handeling.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Arglist

Arglist, v. gmv. kwaadaardige list, looze trek. *-IG, bn. (-er, -st). *-IGLIJK, bijw. schelmachtig, loos, doortrapt. *-IGHEID, v. gmv.