Appartenir
I. toebehoren (à aan); in dienst zijn (van); behoren (tot); eigen zijn (aan); II. betamen, passen, mooi staan; il ne leur appartient pas de, het ligt niet op hun weg; III. s’appartenir, zijn eigen heer en meester zijn.
Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)
I. toebehoren (à aan); in dienst zijn (van); behoren (tot); eigen zijn (aan); II. betamen, passen, mooi staan; il ne leur appartient pas de, het ligt niet op hun weg; III. s’appartenir, zijn eigen heer en meester zijn.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: