Apoplectisch
(<Gr.), 1. bn., v. d. aard eener beroerte; 2. aan beroerte onderhevig of aanleg er voor hebbend.
Van Dale Uitgevers (1950)
(<Gr.), 1. bn., v. d. aard eener beroerte; 2. aan beroerte onderhevig of aanleg er voor hebbend.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Herman Pinkhof (1923)
met beroerte samenhangend. Apoplectische habitus, lichaamsgestalte, die een beroerte doet verwachten (ineengedrongen lichaam, korte hals, rood gelaat, enz.). A. haard, bloed, dat bij een beroerte in het weefsel van een bepaald orgaan is samengeloopen. Vormt zich binnen den haard vloeistof, en organiseert zich de wand bindweefselachtig, dan ontstaat...
dr. H. Pinkhof (1923)
met beroerte samenhangend. Apoplectische habitus, lichaamsgestalte, die een beroerte doet verwachten (ineengedrongen lichaam, korte hals, rood gelaat, enz.). A. haard, bloed, dat bij een beroerte in het weefsel van een bepaald orgaan is samengelopen. Vormt zich binnen de haard vloeistof, en organiseert zich de wand bindweefselachtig, dan ontstaat d...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
[Gr. apoplektos, door beroerte getroffen, eigenlijk verdoofd, geslagen], bn., 1. van de aard van of zoals voorkomt bij een beroerte; 2. aan beroerte onderhevig of aanleg ervoor hebbend.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: