Wat is de betekenis van ANTICIPEEREN?

2025-07-24
Kerkelijk woordenboek

Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)

Anticipeeren

(= voorafnemen) doet de Priester, die gebruik maakt van de → faculteit, de → Metten en → Lauden van zijn → breviergebed daags voor den vereischten dag te bidden. Met privilege van 12 uur ’s middags, anders van 14 uur af geoorloofd. Ook in de liturgie spreekt men van geanticipeerde vieringen, Zondagen enz.

2025-07-24
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Anticipeeren

Anticipeeren - vooruitnemen van datgene, waarop men eerst later recht heeft (b.v. van een waarheid, die eerst nog moet bewezen worden). Bij Kant is „anticipatie der waarneming” de apriori geldende grondstelling, dat alles, wat wij zinnelijk waarnemen, een intensieve grootte (een graad) hebben moet.

2025-07-24
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

anticipeeren

anticipeeren - vooruitloopen ; vooruit beschikken.

2025-07-24
Handelslexicon

J. Hagers (1910)

Anticipeeren

Anticipeeren - het nemen van een voorschot.

2025-07-24
De kleine Zuiveraar - vreemde woorden woordenboek

G.F. Callenbach (1908)

Anticipeeren

vooruit nemen of beschikken.

2025-07-24
Wink's vreemde woordenboek

dr. Jan Romein (1906)

Anticipeeren

Fr., op iets vooruitloopen.

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ANTICIPEEREN

(anticipeerde, heeft geanticipeerd), een voordeel genieten, een recht uitoefenen vóór den daartoe bepaalden tijd; op iets vooruitloopen ik vraag nog geene traktementsverhooging; ik wil niet anticipeeren op de te verwachten nieuwe regeling; — (handelst.) voor den vastgestelden tijd in betaling nemen of geven van een geschrift.

2025-07-24
Beknopt kunstwoordenboek

I.M. Calisch (1864)

anticipeeren

anticipeeren - bw. gel., vóór het vervallen van een bepaalden termijn iets ten uitvoer brengen, vooruit doen

Gerelateerde zoekopdrachten