Anstellen
aanstellen; instellen, inrichten; uitvoeren; eine Untersuchung anstellen, een onderzoek instellen; Betrachtungen anstellen, beschouwingen houden; das Radio anstellen, de radio aanzetten; Waren anstellen, waren aanbieden, offerte maken; was hast du angestellt?, wat heb jij uitgevoerd?; sich anstellen, in de rij gaan staan.