Wat is de betekenis van Ansprechen?

2025-07-23
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Ansprechen

aanspreken, toespreken; opvatten; aangenaam aandoen; praaien (een schip); definiëren; leicht ansprechen, licht aanspreken; dieses Buch spricht mich sehr an, dit boek bevalt mij zeer; ein Flugzeug ansprechen, een vliegtuig herkennen, definiëren; sich angesprochen fühlen, getroffen zijn (door woorden).

Gerelateerde zoekopdrachten