Anfractŭs
ūs, m. ombuiging, kromming, solis, kringloop van de zon, Cic., annuus, jaarlijkse omloop van de zon, kringloop van het jaar, Cic., vooral dikwijls = kromming van wegen. | overdr., (van het recht) kronkelpaden, uitvluchten; (van de rede) wijdlopigheid, omhaal, maar oratio sit circumscripta non longo anfractu, periode, Cic.