Anderman
m., meestal zelfst. vn., een ander, iemand anders, vooral in de gen. : andermans gebreken hekelen ; van een(s) andermans geld leven ; zich met eens andermans zaken bemoeien ; — (spr.) uit andermans leer is 't goed (gemakkelijk) riemen snijden, zie bij Riem ; — 't is altoos vet in andermans schotel, men is ontevreden over eigen...