Wat is de betekenis van ALVERMOGEND?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Alvermogend

bn., alvermogen bezittend, almachtig : een alvermogende staat, minister; een alvermogende invloed ; het alvermogende geld.

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

alvermogend

bn. (alvermogen hebbend).

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

alvermogend

(vər'mo:gənt) bn. almachtig. alvermogendheid (vər'mo:gəntheit) v.

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ALVERMOGEND

bn. alvermogen bezittend, almachtig; een alvermogende staat, minister; een alvermogende invloed; het alvermogende geld.

2025-07-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten