Wat is de betekenis van ALLEGAAR?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Allegaar

bw., (gemeenz. en Zuidn.) komt in betek. en gebruik met allemaal overeen; het accent wisselt.

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

allegaar

(13e eeuw) (onbepaald voornaamwoord) (inf.) allemaal; alles bij elkaar. • Maas-sluysche Menschen Lieden allegaar, Ik moet u wenschen, Hier een Nieuwe-Jaar, ... (C.L. Denik: Het nieuw Maas Sluysche hoekertje. 1755) • ‘Ja zei Toon as je zoo'n maantje ziet opgaan, en al die toplichies over dat donkere water, dan zou je denke dat 't...

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

allegaar

bw. (allemaal, altegaar); gmz.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

allegaar

(allə'ga:r) bw. Gemz. altegader.

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ALLEGAAR

Allegaar bw. (gemeenz. en Zuidn.) komt in beteek. en gebruik geheel met allemaal overeen en wordtin Noordn. meestal door dit woord vervangen.

2025-07-24
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Allegaar

Allegaar, *...GADER, bijw. alles -, allen te zamen. *-TJE, o. (-s), gebak van onderscheiden aard; drank uit verschillende bestanddeelen zamengesteld; zeker kaartspel, commerce. *...GANG, (-s), bijw. altijd, altoos.