aftrok
aftrok - Werkwoord 1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aftrekken ♢... dat ik aftrok ♢... dat jij aftrok ♢... dat hij, zij, het aftrok
Wiktionary (2019)
aftrok - Werkwoord 1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aftrekken ♢... dat ik aftrok ♢... dat jij aftrok ♢... dat hij, zij, het aftrok
Walter De Clerck (1981)
Aftrek (in versch. bet.); vaak in de verb. (veel) aftrok hebben, vinden. Die brochures hebben veel aftrok. Na aftrok van het gestorte voorschot blijft nog 5000 fr. te betalen, Keurig Ndl. 1973, 32. Daar de brug op de grens Katelijne en Duffel ligt, zullen beide gemeentebesturen, na aftrok van de subsidies der hogere besturen, elk de...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: