Afteren
I.(teerde af, heeft en is afgeteerd), 1. (dicht.) wegvreten ; 2. iem. of iets allengs doen uitteren, vergaan (door een natuurwerking, ziekte, zorg, kwelling enz.): een slepende koorts had hem geheel afgeteerd ; toch had ik hem in stugge smart de bloem zijns levens af zien teren; — afgeteerd, vermagerd ; —zich afteren,...