afslaander
(1934) (Barg.) zie 2e citaat. • Soms heeft er een 'es wat aan het handje, een partijtje lood, wat blauw goed; een anderen keer een berooving, maar de platvinken die hen in handen vallen zijn niet zoo goed gevuld meer als vroeger. En wat krijg je dan nog in de ballen van je hand als er gekipt moet worden tusschen den na-peezer, den afslaan-der...