Afscheren
(schoor af, heeft afgeschoren), 1. (haren, wol enz. die nog op het lichaam van mens of dier zitten) door scheren wegnemen, met een scheermes of schaar afsnijden: iem. (of zich) het haar, de baard, de knevel af scheren; een schaap de wol af scheren ; ook : zijn hoofd glad laten af scheren, laten kaalscheren; 2. een ha...