Afpluizen
I. (ploos af, heeft afgeplozen), bij kleine stukjes, vezeltjes of pluisjes afplukken: het vlees van een been af pluizen; de roofjes van een zweer af pluizen; — een beentje af pluizen, er het vlees bij vezeltjes af halen; — een afgeplukte vogel afpluizen, er de nog overgebleven donsvlokjes uittrekken; —...