Afpijnen
(pijnde af, heeft en is afgepijnd), (vero. en dicht., bijna alleen in het verl. deelw.), 1. iem. afpijnen, hem uitputten door kwellingen van lichaam en geest, lang en smartelijk doen lijden : een afgepijnde kranke, zieke, lijder ; een af gepijnde geest; een afgepijnd gelaat; 2. zich afpijnen, door langdurig...