afmotten
(19e eeuw) (Vlaanderen, inf.) (iemand) in elkaar slaan. • (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1899) • Iemand afmotten, hem zeer veel oorvegen toedienen. (Isidoor Teirlinck: Zuid-Oostvlaandersch idioticon. 1905) • Enfin: ik kreeg een paar flinke oellawappers van mijn vader (waarbij h...