Wat is de betekenis van Aflooper?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Aflooper

AFLOOPER, m. (-s), (mol.) de houten strijker bij de steenen, die het gemalen zaad (in den oliemolen) van den legger doet afloopen.

Gerelateerde zoekopdrachten