Aflijvig
bn., (nagenoeg veroud.) eigenlijk van het lijf af, d.i. uit het leven gescheiden, gestorven, dood (uitsluitend van mensen gezegd); (zegsw.) aflijvig worden, sterven, overlijden; — aflijvig zijn, gestorven, overleden zijn.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn., (nagenoeg veroud.) eigenlijk van het lijf af, d.i. uit het leven gescheiden, gestorven, dood (uitsluitend van mensen gezegd); (zegsw.) aflijvig worden, sterven, overlijden; — aflijvig zijn, gestorven, overleden zijn.
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
overleden. dood; overleden; gestorven. Voorbeelden: Verdriet hadden ze minder om aflijvig Memeeke dan om de situatie die eromheen geweven was. Marijke Libert, Sterk water, 2001 De markies is nog niet aflijvig, of indien hij al wél aflijvig mocht zijn, dan is hij nog niet koud, of de muizen trippelen al door het huis en...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)
dood De koning der Belgen woont in Laken. Zijn aflijvige voorgangers wonen er eveneens; je kunt hen af en toe bezoeken in hun koninklijke crypte bij de Onze-Lieve-vrouwkerk, pal naast de paleistuin. (Geert van Istendael, Alle uitbarstingen) Aflijvig' is sterk verouderd. Geen Algmeen Nederlands Gangbaarheid: 1 Vlaamsheid: 2
Walter De Clerck (1981)
Van pers.: uit het leven gescheiden, gestorven, overleden. Zijn eerste zorg is navraag te doen naar het testament van de aflijvige edelvrouw, TEIRLINCK 1952, 2, 119. Ida Rozier, die zich de eer heeft moeten laten welgevallen om de aflijvige moeder van Zoë te vervangen, TEIRLINCK 1952, 2, 153.
Jozef Verschueren (1930)
(af'lij:vəch) bn. uit het leven gescheiden : – worden, zijn; iemand – maken, doen sterven. Syn. dood, gestorven, levenloos, overleden, ter ziele. Tgst. levend.
Instituut voor de Nederlandse taal
J.H. van Dale (1898)
AFLIJVIG, bn. (nagenoeg veroud.) eigenlijk van het lijf af, d. i. uit het leven gescheiden, gestorven, dood (uitsluitend van menschen gezegd); (zegsw.) aflijvig worden, sterven, overlijden; — aflijvig zijn, gestorven, overleden zijn; — iem. aflijvig maken, hem doen sterven, van het leven berooven.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: