Affor
fātus sum, fāri, aan-, toespreken, in ’t bijz. = een gestorvene na de begrafenis een laatst vaarwel toeroepen; aanroepen, smeken. | pass., affatum est, ut, het is door het noodlot bepaald, dat, Sen.
Dr. J.F.L. Montijn (1949)
fātus sum, fāri, aan-, toespreken, in ’t bijz. = een gestorvene na de begrafenis een laatst vaarwel toeroepen; aanroepen, smeken. | pass., affatum est, ut, het is door het noodlot bepaald, dat, Sen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: