Wat is de betekenis van Affor?

2025-07-26
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Affor

fātus sum, fāri, aan-, toespreken, in ’t bijz. = een gestorvene na de begrafenis een laatst vaarwel toeroepen; aanroepen, smeken. | pass., affatum est, ut, het is door het noodlot bepaald, dat, Sen.