Affecto
(adfecto) (1), naar iets grijpen, iets aangrijpen, dextrā navem, Verg.; bij de hand nemen, aangrijpen, iter, inslaan, Cic., spem, voeden, Liv. | ijverig naar iets streven, zich eigen trachten te maken, op iets jacht maken; iemd voor zich zoeken te winnen; affecteren, voorwenden, vand. affectatus, van de rede enz., geaffe...