Wat is de betekenis van afbollen?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afbollen

(bolde af, heeft afgebold), (Zuidn.) 1. bij het bolspel: een betere zet doen dan, winnen van ; 2. door bollen winnen : de prijzen zijn afgebold, alle gewonnen ; 3. afrollen: hij kwam de berg af gebold.

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

afbollen

(1962) (Vlaanderen) vertrekken, opkrassen; het voor gezien houden. Vooral imperatief: bol het af! verwensing in de zin van: hoepel op, loop heen. 'Het afbollen': ervandoor gaan. • “Bol het af!” terwijl de Apis Coucelouria in hetzelfde geval met “Allez Chier!” aangesproken wordt. (Maandblad. 1962) • (L. Lievevrouw-...

2025-07-28
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

afbollen

weggaan (ook: aftrappen). Ja, bol het maar af! (Donder maar op!) Hij is het thuis afgebold/afgetrapt (hij had er genoeg van).

2025-07-28
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

afbollen

- het afbollen, weggaan. - bol het af!, ga weg!, scheer je weg!

2025-07-28
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

afbollen

Alleen in Vlaanderen vond ik de verwensing bol het af! Bij welke betekenis van afbollen wij moeten aansluiten is niet geheel zeker. Te denken valt aan ‘weggaan’, maar misschien is ook de overdrachtelijke betekenis van ‘vlas van de zaadbollen ontdoen’ te overwegen. In het eerste geval zou afbollen synonie...

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

afbollen

(bolde af, heeft afgebold) bij het bolspel afwinnen.

Gerelateerde zoekopdrachten