Wat is de betekenis van afbluffer?

2025-07-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

afbluffer

(1935, vero.) repliek; reactie. • Ene klont vergif wier de bollebof, omdat 'k hem zo'n zenige afbluffer gaf. (Wil-lem van Iependaal: Polletje Piekhaar. 1935) • ‘In elk geval heeft ze die smeris een pittige afbluffer gegeve!’ meende ik, maar half begrijpend. (Willem van Iependaal: Kriebeltjes hoogtepunt. 1937)

Gerelateerde zoekopdrachten