Wat is de betekenis van Accoupler?

2025-07-24
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Accoupler

I. (samen)koppelen, paren; samenvoegen, verenigen; II. s’accoupler, (zich) paren, zich verenigen.

Gerelateerde zoekopdrachten