Abstĭnĕo
tĭnŭi, tentum (2), afhouden, b.v. van spijs, ook absol. = op diëet zetten, laten vasten; excommuniceren. | refl., abstinere se en alleen abstinere, zich weerhouden, zich onthouden, Cic., vand. = onaangetast laten, sparen, praedā, Liv.
Dr. J.F.L. Montijn (1949)
tĭnŭi, tentum (2), afhouden, b.v. van spijs, ook absol. = op diëet zetten, laten vasten; excommuniceren. | refl., abstinere se en alleen abstinere, zich weerhouden, zich onthouden, Cic., vand. = onaangetast laten, sparen, praedā, Liv.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: