abruptus
abrúptus (-a, -um), - van Lat. abrumpĕre (van ab, af; rumpĕre, breken, stuk trekken), afbreken, stuktrekken, losrukken: afgebroken, plotseling eindigend, plotseling toegespitst.
Dr. C. A. Backer (1936)
abrúptus (-a, -um), - van Lat. abrumpĕre (van ab, af; rumpĕre, breken, stuk trekken), afbreken, stuktrekken, losrukken: afgebroken, plotseling eindigend, plotseling toegespitst.
Dr. J.F.L. Montijn (1949)
p. adi. afgescheurd, vand. (van plaatsen) steil, subst., abruptum, i, n. steilte, afgrond. | overdr., (van de rede) kort en afgebroken, ook = kortaf, nors; (van karakter) nors.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: