Wat is de betekenis van Aboucher?

2025-07-25
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Aboucher

I. 1. in gesprek brengen; 2. verbinden [buizen]; II. s'aboucher (avec), zich in verbinding stellen, een onderhoud hebben, ruggespraak houden (met).

Gerelateerde zoekopdrachten